Kinderen in armoede
Kinderen en jongeren in armoede groeien op onder moeilijke omstandigheden. Dingen die voor andere kinderen normaal zijn, hebben of kunnen zij vaak niet. Daarnaast hebben ze vaker te maken met spanningen binnen het gezin, sociale uitsluiting en vooroordelen. Opgroeien in armoede kan gevolgen hebben voor de rest van je leven. Kinderen die opgroeien in armoede krijgen minder kansen in onderwijs en werk op latere leeftijd.
In Drenthe groeien minder kinderen op in armoede dan gemiddeld in Nederland
Naar verhouding groeien in de provincie Drenthe minder kinderen op in armoede dan in Nederland. In heel Nederland leefde in 2020 6,9% van de minderjarige kinderen in een gezin dat moest rondkomen van een laag inkomen; 3,1% deed dat langdurig. In Drenthe was dat 6,2% van alle minderjarige kinderen (jonger dan 18 jaar) en 2,8% langdurig. Het gaat dan in totaal om ongeveer 5.500 minderjarige kinderen in een huishouden met een laag inkomen en 2.500 kinderen in een huishouden met een langdurig laag inkomen.
De gemeenten Emmen (8,4%) en Coevorden (7,8%) telden naar verhouding het grootste aandeel kinderen in een huishouden met een laag inkomen. Dit ook de gemeenten waarin naar verhouding de meeste kinderen woonden in huishoudens met een langdurig laag inkomen (bijna 4%). In deze gemeenten wonen naar verhouding meer kinderen in een huishouden met een laag inkomen dan gemiddeld in Nederland. Tynaarlo was in 2020 de gemeente met relatief de minste kinderen in een huishouden met een laag inkomen, namelijk 4% van alle minderjarige kinderen. Dit was eveneens het geval voor kinderen in een huishouden met een langdurig laag inkomen (1,7%), alleen in de gemeente Westerveld was dit aandeel lager (1,5%).
Trends
Tussen 2011 en 2020 zien we in Nederland dat het aandeel minderjarige kinderen in een huishouden met een laag inkomen stijgt tot en met 2013. Vervolgens vond er een daling plaats waarna het aandeel minderjarige kinderen in een huishouden onder de lage inkomensgrens weer onder het niveau van 2011 kwam. In de provincie Drenthe zien we een gelijkvormige trend. Ook in de meeste Drentse gemeenten volgt de ontwikkeling door de jaren deze van de provinciale en landelijke trend.
In vergelijking met 2011 is het percentage kinderen in huishoudens met een laag inkomen in alle gemeenten afgenomen. In de meeste gemeenten is het percentage kinderen in huishoudens met een laag inkomen afgenomen. In de gemeenten Westerveld (-2,2 procentpunten) Borger-Odoorn (-1,9 procentpunten), Assen (-1,8 procentpunten) en Midden-Drenthe (-1,7 procentpunten) is deze afname het grootst.
Als we deze trends op basis van de inkomensgrenzen tot 110% en 120% van het sociale minimum bekijken, zien we dat de ontwikkeling van het aandeel kinderen in deze huishoudens stabieler is over tijd dan wanneer we kijken naar de lage inkomensgrens. De gemeentes met relatief de meeste en minste kinderen in huishoudens met een laag inkomen zijn voor alle drie de inkomensgrenzen ongeveer dezelfde. Dit beeld zien we ook als we kijken naar kinderen uit huishoudens die gedurende een langere periode van een inkomen onder de lage inkomensgrenzen leven.
Risicogroepen
Kinderen met een migratieachtergrond uit niet-westerse landen lopen verreweg het grootste risico op opgroeien in een gezin met een laag inkomen. Onder de niet-westerse allochtonen heeft het lage inkomen bovendien veel vaker een langdurig karakter, dat wil zeggen minimaal vier jaar achtereen. Dat het armoederisico hoger is, komt onder meer doordat niet-westerse huishoudens betrekkelijk vaak (langdurig) moeten rondkomen van een uitkering (CBS 2021).
Daarnaast lopen kinderen in eenoudergezinnen meer risico om in armoede terecht te komen dan kinderen in een huishouden met twee ouders. In de provincie Drenthe leeft in 2020 4,2% van de kinderen in een tweeoudergezin in een huishouden met een laag inkomen, bij de kinderen in een eenoudergezin is dit 17,8%. In Nederland zijn dit respectievelijk 4,8% en 18,7%. Eenoudergezinnen lopen ook meer risico om langdurig van een laag inkomen te moeten leven.