Materiële welvaart
Materiële welvaart gaat om de financiële situatie van mensen. Dit onderdeel van brede welvaart ligt dicht tegen de traditionele opvattingen van welvaart aan. Geluk draait niet alleen om geld, maar inkomen is wel een belangrijke basis. Het hebben van een passend inkomen is van belang om minimaal aan de basisbehoeften te kunnen voldoen. Wanneer je inkomen in ieder geval voldoende en stabiel is, geeft dat meer zekerheid en autonomie in het leven.
Recent onderzoek toont aan dat inkomen voor een belangrijk deel onze ervaren gezondheid, veiligheid, vertrouwen en sociale contacten verklaart. Mensen met een lager inkomen voelen zich vaker ongezond, onveilig en eenzaam (Sociaal Planbureau Groningen, 2021). Materiële welvaart vormt daarmee een belangrijk fundament voor een tevreden leven.
In het kort
- In 2021 is het bbp van Drenthe €28.900. Dat is een stuk lager dan het landelijk gemiddelde van €43.600.
- In Drenthe lag het mediaan besteedbaar inkomen van huishoudens in 2020 op €26.300, iets onder het landelijk gemiddelde van €26.600. Drenthe volgt dezelfde stijgende trend als landelijk.
- In Drenthe leven naar verhouding minder huishoudens onder de lage inkomensgrens dan in de rest van Nederland. 5,8% van de Drenten heeft een laag inkomen en het landelijk gemiddelde is 6,6%.
- In 2020 ontvingen 20,7 op de 1.000 inwoners een bijstandsuitkering in Drenthe. Gemiddeld in Nederland ligt dit op 27,9 per 1.000 inwoners
- 5% van het Drents Panel geeft aan enige of grote moeite te hebben met rondkomen in de afgelopen 12 maanden.
Het bbp in Drenthe blijft achter op landelijk
Het bruto binnenlands product (bbp), de maat voor de omvang van de economie, was in 2021 in Drenthe €28.900, in vergelijking met €43.600 landelijk. Dit is het laagste van alle provincies, maar met name sinds 2015 blijft Drenthe achter bij de landelijke groei van het bruto binnenlands product. Dit komt volgens het CBS (2019) deels door de afname van de delfstofwinning.
In 2020 is zowel landelijk als in Drenthe een daling zichtbaar als een direct gevolg van de coronacrisis. De economische krimp in Drenthe (-2,7%) was minder groot dan gemiddeld in Nederland (-3,8%). Het lagere uitgangspunt en het ontbreken van een grote economische motor in Drenthe maakt dat de economische krimp in Drenthe kleiner uitviel. Daarnaast hebben de steunmaatregelen veel ondernemers en hun werknemers door de crisis heen geholpen. In 2020 zijn in Drenthe veel minder ondernemers failliet verklaard dan in de drie voorafgaande jaren. De voorlopige cijfers van CBS laten in 2021 al een sterk herstel zien.
Stijging mediaan beschikbaar inkomen
Het mediaan besteedbaar inkomen van de Drentse huishoudens was in 2020 €26.300. Volgens cijfers van de Regionale Monitor Brede Welvaart (CBS) komt de provincie daarmee op een 8e plek van alle twaalf provincies. Met een mediaan besteedbaar inkomen van €26.600 in heel Nederland, ligt dit in Drenthe dus net iets onder de landelijke mediaan. Het mediaan besteedbaar inkomen van Drenthe volgt de landelijke (stijgende) trend nagenoeg precies, waardoor het kleine verschil sinds 2015 over de jaren gelijk is. In 2019 is het verschil iets toegenomen.
Op gemeentelijk niveau is er wel een aantal verschillen te zien. Zo is het mediaan besteedbaar inkomen in Tynaarlo het hoogst met €30.000, waarmee de gemeente tot de bovenste 25% van alle gemeenten behoort. Het laagst is het mediaan besteedbaar inkomen in de oostelijke gemeenten, zoals Emmen (€24.400) en Hoogeveen (€24.900).
Weinig inkomensongelijkheid tussen Drentse gemeenten
De inkomensongelijkheid in Nederland is vrij stabiel en internationaal gezien zeer beperkt. De meeste inkomensongelijkheid is zichtbaar in rijke gemeenten, zoals Blaricum of Wassenaar (CBS). In gemeenten waar relatief veel ouderen wonen, met overwegend lagere inkomens, is de ongelijkheid juist klein. Inkomensverschillen binnen de groep ouderen is namelijk veel kleiner dan inkomensverschillen tussen jongeren onderling of binnen de groep zelfstandigen. In vergrijsde gemeenten, zoals we veel in Drenthe zien, is de relatieve inkomensongelijkheid zeer beperkt.
Relatief minder mensen met risico op armoede
Om te bepalen welke huishoudens een risico lopen op armoede, gebruikt CBS de lage-inkomensgrens. In 2020 lag deze grens op €1.100 voor een alleenstaande. Dit bedrag is wat een eenpersoonshuishouden te besteden heeft na aftrek van belastingen en premies. Voor een koppel zonder kinderen is dat €1.550 en voor een koppel met twee minderjarige kinderen was dat €2.110 (CBS, 2021).
Ongeveer 12.800 (5,8%) huishoudens in de provincie Drenthe leefden in 2020 minimaal 1 jaar onder de lage inkomensgrens. Dat is relatief gezien minder dan in de rest van Nederland (6,6%). Het aandeel huishoudens dat onder de armoedegrens leeft daalt sinds 2013. Dankzij de steunmaatregelen zette deze daling tijdens het eerste coronajaar in 2020 door (CBS, 2021).
Een langdurig laag inkomen betekent dat het huishouden 4 jaar of langer moet rondkomen van een laag inkomen. In Drenthe is het aantal huishoudens met een langdurig laag inkomen tussen 2016 en 2021 afgenomen, van 2,8% naar 2,5%. In 2020 nam het aandeel huishoudens met een langdurig laag inkomen in Drenthe voor het eerst weer toe (naar 2,8%).
Zowel voor huishoudens met een laag inkomen van tenminste 1 jaar als voor langdurig laag inkomen hebben de gemeenten Assen en Emmen het hoogste aandeel binnen de provincie. In de gemeente Assen en Emmen was het aantal huishoudens met een langdurig laag inkomen 3,4% en 3,6%. Deze percentages liggen boven het landelijk gemiddelde van 3,0%. Dit komt overeen met het landelijke beeld, waarin vooral in grotere gemeenten relatief veel huishoudens met een laag inkomen wonen.
Kwetsbare groepen
Een aantal groepen in de samenleving zijn kwetsbaarder dan anderen als het gaat om het risico op armoede. Het gaat dan met name om zzp’ers, jongvolwassen, alleenstaanden, mensen zonder vervolgopleiding, en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Armoede kan soms van generatie op generatie voortduren. Opgroeien in armoede vergroot het risico om zelf ook in armoede te belanden.
Mensen met een laag inkomen lopen een hoger risico op armoede en problematische schulden, zeker als deze situatie langere tijd voortduurt. Ook voor kinderen heeft opgroeien in een gezin met armoede veel gevolgen. Dit kan bijvoorbeeld ten koste gaan van kansen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt op latere leeftijd.
Ook opleidingsniveau hangt samen met inkomen (CBS, 2018). Met name mensen met een laag opleidingsniveau hebben een minder gunstige uitgangspositie op de arbeidsmarkt, wat doorwerkt in het risico op het hebben van een laag inkomen, zie ook ‘Arbeid en vrije tijd’.
Gezinnen met een hoofdkostwinner van niet-westerse herkomst blijken een beduidend hoger risico te lopen op leven in armoede. In Drenthe heeft 16,4% (2.100) van de huishoudens met een laag inkomen een niet-westerse herkomst. Zij hebben naar verhouding vaker een laag inkomen en leven vaker onder de armoedegrens (Hoff et al., 2019). In Drenthe zijn relatief weinig inwoners met een niet-westerse herkomst (4,7% van alle huishoudens, landelijk is 13,7%), maar van deze groep heeft een groter aandeel een laag inkomen. In 2020 heeft in Drenthe 30,8% van alle niet-westerse gezinnen een laag inkomen, 18,6% heeft dat langdurig. In Nederland ligt dit lager op respectievelijk 20,7% en 11,6%.
In Drenthe groeien minder kinderen op in armoede dan gemiddeld in Nederland
Kinderen en jongeren die opgroeien in armoede worden op alle levensgebieden belemmerd. Naar verhouding groeien in de provincie Drenthe minder kinderen op in armoede dan in Nederland. In heel Nederland leefde in 2020 6,9% van de minderjarige kinderen in een gezin dat moest rondkomen van een laag inkomen; 3,1% deed dat langdurig. In Drenthe was dat 6,2% (ongeveer 5.500) van alle minderjarige kinderen (jonger dan 18 jaar) en 2,8% langdurig (ongeveer 2.500).
Het aandeel kinderen in gezinnen met een (langdurig) laag inkomen neemt sinds 2013 jaarlijks af, zowel landelijk als in Drenthe. In Drenthe is het aandeel structureel lager dan landelijk. Desondanks neemt het percentage kinderen in gezinnen met een langdurig laag inkomen in Drenthe in 2020 (voorlopige cijfers) voor het eerst in jaren weer wat toe (+0,2 procentpunt).
De gemeenten Emmen (8,4%) en Coevorden (7,8%) telden naar verhouding het grootste aandeel kinderen in armoede in Drenthe. Gezamenlijk met Assen (6,5%) zijn dit ook de gemeenten waarin naar verhouding de meeste kinderen woonden in huishoudens met een langdurig laag inkomen (respectievelijk 3,9%, 3,8% en 3,2%). Tynaarlo was in 2020 de gemeente met relatief de minste kinderen in armoede, namelijk 4% van alle minderjarige kinderen. Ook het aandeel kinderen in een huishouden met een langdurig laag inkomen was hier laag (1,7%).
Generatie op generatie
Armoede kan soms van generatie op generatie worden ‘doorgegeven’. Opgroeien in armoede vergroot het risico om zelf ook in armoede te belanden. In de Drents-Groningse Veenkoloniën wordt hier veel onderzoek naar gedaan (Meij et al., 2020; Visser et al., 2021; Edzes en Strijker, 2017; Edzes et al., 2019).
Intergenerationele armoede in de Veenkoloniën kent diverse en complexe oorzaken. Er spelen individuele mechanismen waardoor iemand in armoede raakt, zoals scheiding, ziekte, onverwachte (vroege) zwangerschappen. Er spelen ook zaken waardoor iemand in armoede blijft, zoals een gebrek aan kennis over bijvoorbeeld sparen en omgaan met schulden waardoor onvoldoende kennis wordt doorgegeven om het patroon te doorbreken. Sociale uitsluiting is een belangrijk overdrachtsmechanisme. Groepen die te maken hebben met intergenerationele armoede zijn zeer trouw aan de familie en het sociale netwerk. De kleine (familie) netwerken bieden mensen belangrijke steun om de stress en andere uitdagingen die gepaard gaan met het leven in armoede het hoofd te bieden. Tegelijkertijd is deze trouw aan het eigen netwerk een belangrijke belemmering om meer strategische keuzes te maken met betrekking tot werk of opleiding (Meij, 2021; Visser et al., 2021).
Andere mogelijke factoren in het huishouden zijn ongunstige familiestructuren, zoals één-oudergezinnen, slechte gezondheid en (financiële) stress. Ook de omgeving heeft invloed door bijvoorbeeld slechte verbinding met het openbaar vervoer, gebrek aan rolmodellen of groepsdruk (Visser, 2019; Trendbureau Drenthe). Ook stigma blijkt een belangrijke oorzaak in relatie tot intergenerationele armoede in plattelandsgebieden. Stigma blijkt in op het platteland nauw verweven is met het sociale weefsel in dorpen en daardoor kleeft het sterk aan bepaalde families. Dit stigma beperkt in belangrijke mate de kansen en perspectieven van deze families (Meij, 2021; Tickamyer et al., 2017).
Relatief laag aantal bijstandsuitkeringen
In de periode 2009-2020 nam in Drenthe het aantal bijstandsuitkeringen toe van 14,7 naar 20,9 per 1.000 inwoners. Ook elders in Nederland nam het aantal bijstandsuitkeringen toe (van 21,7 naar 27,9 per 1.000 inwoners). In Drenthe is het aantal relatief lager dan elders in Nederland.
In Drenthe is het aantal bijstandsuitkeringen in 2020 het hoogst in de gemeenten Assen (33 per 1.000 inwoners) en Emmen (36,5 per 1.000 inwoners) en het laagst in De Wolden (11,5 per 1.000 inwoners) en Westerveld 12,5 (per 1.000 inwoners). Het aandeel bijstandsuitkeringen was in de meeste gemeenten lager dan elders in Nederland. Alleen in Assen en Emmen ligt het aandeel huishoudens dat bijstand ontvangt op het landelijk gemiddelde (27,9 per 1.000 inwoners).
Jongeren hebben doorgaans meer moeite met rondkomen
In 2022 werd aan het Drents Panel weer gevraagd in hoeverre zij in de afgelopen 12 maanden moeite hadden met rondkomen. Van alle respondenten geeft 5% aan enige moeite of grote moeite te hebben met rondkomen. In 2020 was dit nog 11%. Wie meer moeite heeft met rondkomen geeft vaker een lager cijfer voor de tevredenheid met het leven.
Er zijn verschillen tussen de leeftijdsgroepen. Zo geeft de leeftijdsgroep 18-34 jaar vaker aan (enige) moeite te hebben gehad met rondkomen de afgelopen 12 maanden. De leeftijdsgroep 65+ geeft juist vaker aan geen enkele (of weinig) moeite te hebben gehad, maar ze letten wel op hun uitgaven. De groep 65 jaar en ouder heeft over het algemeen de zekerheid van inkomen van het pensioen. Aan de andere kant hebben ouderen, en met name alleenstaande ouderen, in de jaren vlak voor de AOW-gerechtigde leeftijd wel een hoger risico op armoede tot het moment dat hun AOW ingaat.
Verantwoording
Indicator Materiële Welvaart – Monitor Brede Welvaart Drenthe
Voor het thema materiele welvaart presenteert het CBS in de Regionale Monitor Brede Welvaart (RMBW) twee indicatoren, het bruto binnenlands product en het mediaan besteedbaar inkomen.
De indicatoren worden aangevuld met regionale gegevens over (langdurig) laag inkomen en uitkeringen. Daarnaast zijn er vragen aan het Drents Panel gesteld over kunnen rondkomen.
Gerelateerde publicaties
Diversiteit in generatiearmoede, 2021 (PDF)
Effectieve hulp voor ondernemers met schulden, 2021 (PDF)
Ervaren leefbaarheid Drenthe, 2019 (PDF)
Feitenblad: welke opgaven liggen er in Drenthe? 2019 (PDF)