Met de schoolsluiting op 16 maart 2020 gingen scholen over op thuisonderwijs en online lessen. Na een periode van volledige lockdown mochten scholen gedeeltelijk weer open. Dat betekende hybride onderwijs met een deel van de kinderen in de klas en een deel dat thuis de les volgde.
Trendbureau Drenthe sprak met diverse, bij onderwijs betrokken, personen en instanties. Wat hebben zij van deze periode geleerd? Wat werkt wel en wat werkt niet? En vooral hoe behoud je kwaliteit van onderwijs en hoe hou je leerlingen gemotiveerd bij onderwijs op afstand? In december 2020 spraken we Age Wesselius, docent-trainer ICT & Didactiek bij de Academie Primair Onderwijs en het ECNO van NHL Stenden Hogeschool.
Wesselius zijn expertise en ruime ervaring liggen op het didactisch gebruik van ICT in het (primair) onderwijs, 21st Century Skills en Digitale Geletterdheid. Zowel in de opleiding voor aankomende leraren als voor onderwijsteams verzorgt hij trainingen en workshops. De filosofie en didactiek van Design Thinking, Design Based Education en het Onderzoekend & Ontwerpend Leren past hij toe in zijn onderwijs in zowel de lerarenopleiding als in de trainingen en workshops.
Tijdens de lockdown konden veel van jullie studenten niet meer lesgeven op scholen. Wat heb jullie toen voor alternatieven bedacht?
Wesselius geeft aan dat ze de lockdown zagen aankomen. Voor die tijd zijn gesprekken geweest met de stagebegeleiders om te bespreken hoe ze de studenten betrokken konden houden bij het onderwijs.
Daarnaast zijn verschillende initiatieven genomen. Zo maakten studenten videolessen die ze konden delen met leerkrachten in het onderwijs. Twee student-assistenten van Wesselius hebben daarvoor een platform digitaal lesmateriaal opgezet. Op deze website werden de videolessen geplaatst. Leerkrachten kunnen via dit platform reageren of feedback geven op het lesmateriaal.
Hiernaast konden de leerlingen ook concept lessen opzetten. Deze lessen probeerden ze op elkaar uit, waarna feedback volgde.
Zou jij het geven van online afstandsonderwijs willen behouden?
Wesselius geeft aan dat als hij puur naar zichzelf en zijn team kijkt hij veel online zou willen blijven doen. Hij zegt hierover het volgende: “De onderwerpen die ik bespreek lenen zich ook goed voor online onderwijs. Als we online gaan, vragen we ook niet meer van de studenten om samen te komen op één plek. Het maakt het geheel flexibeler. Maar ook wij hebben dat sommige dingen niet online kunnen (met een robot werken bijvoorbeeld). 9 van de 10 dingen kunnen wel online.”
Zijn rol als leraar-opleider vraagt om een andere verdeling, meer 50/50. “Als ik met mijn studenten situaties bespreek die ze tegenkomen in de klas, is het belangrijk dat je elkaar in de ogen kan aankijken. Hoe mooi alle systemen ook zijn, het hele emotionele aspect is weg. Hiernaast ontbreekt ook het ontmoetingsaspect bij online onderwijs. Als je elkaar fysiek opzoekt, lopen de gesprekken makkelijker en praat je ook op een informele manier met elkaar”.
Wesselius noemt een ander voorbeeld: de intervisie. Daarbij bespreken studenten de praktijksituaties met elkaar. “Je wilt dan ook dat ze elkaar de goede vragen stellen, daar leren ze van. Je ziet dat online niet. In het lokaal kan ik meer sturen. Zo mis je bepaalde ontwikkelingen die je als groep kan doormaken.”
Je benoemt als voordeel van afstandsonderwijs dat je niet meer op één plek hoeft te verzamelen. Zie jij nog andere kansen?
Het vraagt volgens Wesselius om een andere manier van kijken naar de organisatie. Er kan meer georganiseerd worden op onderwerp in plaats van leerjaar. “Als je vanuit een onderwerp gaat denken, kunnen de verschillende leerjaren elkaar treffen op het onderwerp. Op deze manier kun je ook met één online sessie een grotere groep bedienden.” Wesselius hoopt in de toekomst ook online lessen te kunnen verzorgen die ook voor studenten van andere locaties te volgen zijn. Je kunt als docenten en scholen nog veel meer van elkaar leren.
Niet alle vakken die een leerkracht moet beheersen zijn volgens Wesselius geschikt voor online onderwijs. Taal en rekenen zijn vakken waarbij studenten meer behoefte hebben om fysiek samen te komen. De opleiding kan hierbij wel aansturen dat er in kleine groepjes online wordt samengewerkt.
Hoe hou jij de studenten betrokken bij het afstandsonderwijs?
Structuur, verbondenheid en een hoge mate van interactie zijn belangrijk om studenten betrokken te houden. “Wij moeten als onderwijsprofessionals de studenten gemotiveerd houden. Wat wij kunnen doen, is structuur bieden. Bijvoorbeeld door samenwerkingsgroepjes te faciliteren.” Ook werden wekelijks online ontmoetingsmomenten georganiseerd. De ene week was hiervoor een programma en de ander week niet. “Dus soms was het ook een moment om even gezellig bij te kletsen.”
Wesselius geeft aan dat betrokkenheid en verbondenheid ook voor corona belangrijk werd gevonden. “We hadden daarom ook al voor de lockdown veel contact met onze leerlingen. Als je een klein groepje studenten hebt, weet je ook al snel wie je meer in de gaten moet houden Als iemand niet aanwezig is tijdens de online les, sturen we een mailtje of appje, of bellen we even.
Het is daarnaast cruciaal dat je de online colleges aantrekkelijk maakt. Als je de mate van interactie hoog houdt, dan blijven de studenten ook geboeid. Wij hebben nu een concept ontwikkeld van een goede interactieve online les. Hierin starten we altijd met een interactief element. Na de start heb je om de vijf à tien minuten een interactief moment.”
De vraag hoe je betrokkenheid houdt, lag overigens niet alleen bij het docententeam. Hierover werd ook met studenten gebrainstormd.
Als je denkt aan de basisscholen zelf. Zie je daar veranderingen optreden naar aanleiding van de coronaperiode?
“Ik hoop het niet.” Wesselius doelt hiermee op de meerwaarde die hij ziet van fysiek basisonderwijs in de klas. “De basisschool is cruciaal voor het leren en ontwikkelen van kinderen. Ik merk bij mijn eigen kinderen dat ze het sociale aspect van school echt nodig hebben.”
Hij wijst erop dat de kwaliteit van thuisonderwijs sterk af afhankelijk is van de thuissituatie. Als ouder is het lastig om het opvoeden en het leren te combineren.
Wat vind jij van hybride onderwijs?
Als een kind noodgedwongen thuis zit, moeten we naar mogelijkheden gaan zoeken. Dan zouden ze het bijvoorbeeld kunnen terugkijken.
“In situaties, waarin een kind noodgedwongen thuis zit, moeten we de mogelijkheden gaan zoeken. Van terugkijken of wat extra uitdaging. Maar er zijn ook meer mogelijkheden om meer te kunnen differentiëren als je ze fysiek bij elkaar hebt in het klaslokaal. We zitten redelijk gevangen in een systeemwereld. Het is vaak het een, of het ander. We moeten in ons denken daar wat los van zien te komen.” In de discussie over leerachterstanden kun je je afvragen ‘wie heeft een achterstand: het kind, of het systeem?’.