Met de schoolsluiting op 16 maart 2020 gingen scholen over op thuisonderwijs en online lessen. Na een periode van volledige lockdown mochten scholen gedeeltelijk weer open. Dat betekende hybride onderwijs met een deel van de kinderen in de klas en een deel dat thuis de les volgde.
Trendbureau Drenthe sprak met bij onderwijs betrokken personen en instanties. Wat hebben zij van deze periodegeleerd? Wat werkt wel en wat werkt niet? En vooral hoe behoud je kwaliteit van onderwijs en hoe hou je leerlingen gemotiveerd bij onderwijs op afstand? In januari 2021 spraken we Niels van Leuteren, Inspecteur Primair Onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs.
Van Leuteren zet zich als Inspecteur Primair Onderwijs in voor goed onderwijs. Vanuit zijn werk bezoekt hij besturen en scholen om toezicht te houden op de kwaliteit van het onderwijs. Daarnaast verricht hij thematische onderzoeken. Zo is de COVID-19-monitor ontwikkeld, waarmee op verschillende momenten is gepeild hoe het onderwijs in de coronaperiode verloopt. Eind 2020 is gestart met een onderzoek naar de kwaliteit van het afstandsonderwijs.
Kan je wat meer vertellen over de ‘COVID-19-monitor’ en het onderzoek naar de kwaliteit van afstandsonderwijs?
Van Leuteren vertelt dat ze in maart zijn begonnen met de COVID-19-monitor. Inmiddels zijn drie metingen gedaan. Scholen zijn gebeld en gevraagd naar de ontwikkelingen op de school en waar ze tegenaan liepen. Hij merkte dat scholen het waardeerden dat de toezichterhouder de problemen en obstakels van de scholen in deze periode serieus neemt.
Het onderzoek naar de kwaliteit van het gegeven afstandsonderwijs is voor de kerst (2020) gestart. Om een compleet beeld te krijgen van wat er gebeurt in het onderwijs tijdens de lockdown, heeft de inspectie gesprekken met de directie van scholen en kijkt zij mee met online lessen die worden aangeboden. Er wordt binnen alle onderwijsvormen onderzoek gedaan, van primair, speciaal tot hoger onderwijs.
Van Leuteren benadrukt dat de resultaten van de thema-onderzoeken van de inspectie, zoals de COVID-19-monitor en het onderzoek naar de kwaliteit van het afstandsonderwijs, geen oordelend karakter hebben. Zij signaleert, attendeert en agendeert. De onderzoeken attenderen de scholen op de lessen die zijn geleerd over de afgelopen periode. De inspectie constateert wat goed en minder goed werkt, maar vertelt de scholen niet wat ze moeten doen. “Als toezichthouder kun je nooit de oplossing bieden. Dat is soms het lastige van ons werk.”
Is je werk veranderd in de coronaperiode?
“In de harde lockdown kan je niet naar de scholen en zien wat er in de klassen gebeurt. Er moet meer maatwerk worden toegepast. Zo voeren we nu veel gesprekken met besturen via videobellen.”
“De manier waarop we oordelen geven verandert in essentie niet. De context waarin de school zich bevindt is wel belangrijk”, zegt Van Leuteren. Met de invoering van het huidige inspectiekader, dat in 2017 werd ingevoerd, is de context al belangrijker dan voorheen. Het gaat dan om de verantwoording die scholen geven over waarom ze staan waar ze staan.
Wat voor inzichten heeft de afgelopen periode jou gebracht?
“De afgelopen periode heeft getoond hoe flexibel de onderwijssector is. Als je kijkt hoe snel de scholen hebben geschakeld.”
Van Leuteren constateert dat de scholen die de eerste lockdown goed hebben geëvalueerd en een plan hebben gemaakt voor een eventueel tweede lockdown daar nu enorm van profiteren.
Voor zijn eigen werk merkt hij dat via videobellen veel mogelijk is en mooie dingen gerealiseerd kunnen worden. “De gesprekken worden er niet minder van, mits het in een klein clubje is”.
Er is momenteel veel discussie over hoe onderwijs in de toekomst verder moet. Sommigen pleiten ook voor het behouden van hybride onderwijs of gedeeltelijk onderwijs op afstand. Zie jij hier belemmeringen in?
Van Leuteren geeft aan dat in het primair onderwijs het op dit moment wettelijk niet is toegestaan om onderwijs op afstand te geven. “We hebben nu te maken met een noodverband. Onder druk wordt alles vloeibaar, in tijden van crisis ” Van Leuteren geeft aan dat de wet aangepast zou moeten worden om deze belemmering op te heffen. In het voortgezet, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs is op dit moment al meer mogelijk als het gaat om afstandsonderwijs.
De overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs is door de coronaperiode ook heel anders verlopen. Is dit een onderwerp waar jullie je als inspectie over buigen?
Van Leuteren vertelt dat ze binnenkort starten met het ‘Doorstroomonderzoek Schoolloopbanen Covid-19’. Normaal gesproken krijgt een deel van de basisschoolleerlingen door hun eindtoets nog een hoger advies. Vorig schooljaar is er geen eindtoets afgenomen en heeft er dus ook geen eventuele heroverweging plaatsgevonden. Daardoor zijn veel kinderen naar verwachting op een te laag niveau op het voortgezet onderwijs terechtgekomen.
Met het ‘Doorstroomonderzoek schoolloopbanen Covid-19’ wil de inspectie onderzoeken hoe je met minder informatie toch ervoor kan zorgen dat je een realistisch, maar zo hoog mogelijk, advies uitbrengt.
Dat vraagt ook om een goede afstemming tussen po en vo en vertrouwen van beide kanten dat een kind op de juiste plek zit?
“Ja, er zijn leerlingen met gaten in hun kennis. Hoe zorg je nu dat de overgang goed is en dat een vo-school accepteert dat sommige leerlingen kennis missen?“
Van Leuteren vult aan dat het vaak over achterstanden gaat, maar dat de leerlingen die nu de basisschool verlaten misschien wel beter zelfstandig hebben leren werken.
Heb je door je onderzoeken rondom corona een goed idee over hoe je de motivatie van leerlingen het best behoudt tijdens afstandsonderwijs?
Van Leuteren geeft aan dat de inspectie altijd de sociaal emotionele kant van het onderwijs meeneemt in haar onderzoeken. In deze tijd van corona is dit helemaal een belangrijk thema. “Leraren en docenten missen het enorm dat ze hun leerlingen niet in de ogen kunnen aankijken. Voor de intrinsieke motivatie van leerlingen is het belangrijk dat je insteekt op het groepsgevoel en de relatie tussen de leerling en de docent.”
Autonomie en competentie zijn ook belangrijke factoren om de intrinsieke motivatie van leerlingen te vergroten. Hoe zou jij adviseren om hier op in te spelen?
“Goed didactisch handelen staat vaak gelijk aan goed pedagogisch handelen. Ook op afstand moet je structuur bieden, kinderen uitdagen, uitleg geven op niveau van de leerlingen en de mogelijkheid geven om vragen te stellen. Als je dit goed doet, dan merken de leerlingen dat ze gezien worden. Dat ze er nog zin in hebben”.
Wat mogelijk is binnen het afstandsonderwijs hangt ook af van de groep waarin een leerling zit. Wat zie jij momenteel gebeuren in de onderbouw?
“Hoe jonger het kind, des te afhankelijker het is van de ouders. De thuissituatie is heel bepalend of het afstandsonderwijs dan ook landt of niet.”
Van Leuteren vertelt dat tijdens de eerste lockdown kleuters vooral materialen meekregen van school. Nu ziet hij dat veel scholen ook online les aanbieden voor de kleuters. Ze werken dan vaak in kleinere groepjes. Dan kunnen leerlingen ook hun microfoon aanzetten, wat de sfeer van de klas meer nabootst. Soms gaat dat heel goed. Van Leuteren vertelt van een meisje dat thuis online de les volgde en haar hand opstak met de vraag: ‘juf mag ik even naar de wc?’.