Zijn we in staat om anders naar kinderen te kijken?

Terug

Zijn we in staat om anders naar kinderen te kijken?

Geschreven op 4 januari 2021

“De kernvraag is: Hoe kijk je naar kinderen? Dáár zit de veranderopgave.”

Ik, Remko Iedema, hoorde het mijzelf tegen een journalist zeggen: “Als Roos, mijn dochter,  in ‘mijn tijd’ (eind jaren zeventig, begin jaren tachtig) op de middelbare school zou hebben gezeten, zou ze volgens mij niet zijn uitgevallen.” Voor ik dit eruit flapte had ik er nog niet zo naar gekeken. Zou het omgekeerde óók waar zijn? Zou ik, ooit een kind met ADHD-gedrag, het nu goed doen op school? Decennia geleden doorliep ik met glans de middelbare school. Bij die glans hoorden ook vlekjes: vaak straf, vaak de klas uitgestuurd. Nee, ik denk dat ik het nu niet zou redden op de middelbare school.

Wat is het verschil tussen ‘vroeger’ en nu?

Ik geloof niet dat ooit iemand zich afvroeg wat er met mij aan de hand was. Het woord ‘diagnose’ hoorde ik nooit. Bij tijd en wijlen vonden leerkrachten mij gewoon een etter en die wilden mij op die momenten wel aanpakken. Ik overschreed grenzen, maar die grenzen waren wel duidelijk. Tegelijkertijd waren er leerkrachten die mij prikkelden om mijn hersens te gebruiken. Ja, óók die leerkrachten die mij soms een etter vonden. Mijn ouders namen mij zoals ik was en dat was ‘een beetje druk’, een kind waarmee ‘het huis vol was’ als het thuiskwam.

Bij Roos verliep het anders. Al op de basisschool zagen we leerkrachten zorg-achtige woorden zoeken die bij haar zouden kunnen passen. Vanaf het moment dat ze op de middelbare school problemen kreeg met het naar school gaan waren er een zorglokaal, een zorgcoördinator, een Samenwerkingsverband en de daar onlosmakelijk mee verbonden gemeentelijke Jeugdzorg. Roos werd het regulier onderwijs uit ‘geholpen’ en raakte tijdens die onnoemelijk trage rit haar vertrouwen in hulpverlening kwijt.

Baat het niet, dan schaadt het wel

Mijn reis met Roos door het landschap van de zorg, het passend onderwijs en de Jeugdzorg verraste mij. Ik was destijds eindverantwoordelijk manager bij een gemeente en had de Jeugdwet helpen invoeren. Wat ik nu tegenkwam was in ruwe tegenspraak met de mooie beleidswoorden die ik kende.  Ik ging op onderzoek uit en schreef een boek: ‘Baat het niet, dan schaadt het wel’. De titel staat voor al die interventies die op kinderen worden afgevuurd, maar soms meer kwaad doen dan goed. Het denken in interventies blijkt diepgeworteld te zijn bij professionals. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat zij dát als graadmeter zien voor presteren. Raken we niet een beetje kwijt waar het echt om draait?

Wie maakt het verschil?

Tijdens mijn zoektocht interviewde ik vele beleidsmakers en hoogwaardigheidsbekleders, om ze vervolgens achter mij te laten: laat ze maar kletsen, zij gaan het verschil niet maken. Wie dan wel? De mensen in de uitvoering. De wereld is veranderd: passend onderwijs en Jeugdzorg zijn ingevoerd, maar zij hebben nog dezelfde baan. Dat maakt veranderen moeilijk. Maar ik geloof er heilig in, de potentie van leerkrachten, misschien ook wel van Jeugdzorgmedewerkers, als deze een dienstbare rol weten te vinden. De veranderingsbereidheid bleek bij scholen groot te zijn en bij gemeenten klein. Leerkrachten zien dat – en waar – het piept en kraakt. Gemeenten stellen zichzelf vaak nog centraal en denken vooral in hun eigen, vaak ‘ingekochte’ oplossingen. Ze voelen niet die pijn die scholen voelen en zien niet de oplossingen die daar mogelijk zijn. In lezingen vereenvoudig ik dat met de twee werelden waarin een kind leeft: thuis en school. De gemeente is geen wereld van een kind. Zijn er gemeenten die investeren in rustlokalen op scholen? In kleinere klassen? In extra leerkrachten?

Veranderopgave

Is het goed dat Jeugdzorg en onderwijs meer samenwerken? Laten we teruggaan naar hoe ik dit artikel begon. Wat is het verschil tussen ‘vroeger’ en nu? We komen uit een tijd waar niet problematiserend naar kinderen werd gekeken. Gaandeweg zijn we meer door de bril van probleemdefinities naar kinderen gaan kijken, we willen weten wat ‘het’ is en dat ‘behandelen’. De voortschrijdende individualisering van de samenleving versterkte dit: als een kind problematisch gedrag laat zien, heeft hij of zij een probleem. De context van een klas of een gezin is, mooie woorden in beleidsdocumenten ten spijt, meer en meer naar de achtergrond verdwenen. En zeker, ouders doen daar even hard aan mee, zij zijn immers deel van diezelfde maatschappij. Versmallen we vraagstukken niet teveel tot recepten, diagnoses en indicaties? Als onderwijs en Jeugdzorg meer gaan samenwerken zonder hun blik op kinderen te veranderen en zonder de context meer te betrekken, zal dat eerder betekenen dat meer kinderen naar de Jeugdzorg gaan. De kernvraag is: Hoe kijk je naar kinderen? Dáár zit de veranderopgave.

Onlangs was ik te gast bij een groep jeugdconsulenten. Ik begon met de vraag wie er wel eens samenwerkte met het onderwijs. Er ging één weifelende hand de lucht in.  Diezelfde persoon vertelde een poosje later over de geweldige mentor die haar dochter had op school. “Zou die fijne mentor een kind ook verder kunnen helpen, zonder dat er Jeugdzorg nodig is?”, vroeg ik haar. Ze dacht een paar tellen diep na. De moeder en de Jeugdconsulent wisselden in haar hoofd informatie met elkaar uit. Uiteindelijk brak er een brede glimlach door op haar gezicht: “Ja, dat zou heel goed kunnen!”

Misschien is het nodig, systeemveranderingen. Maar we hoeven er niet op te wachten. Als we anders durven te kijk naar kinderen en ons dienstbaar durven op te stellen ten opzichte van wat nodig is kan er al zoveel!

Nu al.

 

Meer informatie:

Mariet Thalens
coördinator Regiegroep Drentse Onderwijskwaliteit
06 51 55 28 02
m.thalens@gmail.com