Maatschappelijke context
De meeste inwoners van de provincie Drenthe beoordelen hun lichamelijke en psychische gezondheid als goed, maar dit positieve zelfbeeld daalt al enkele jaren. Vooral in de stedelijke gebieden in Drenthe wordt de gezondheid minder goed ervaren. Tegelijkertijd verandert de bevolkingssamenstelling: Drenthe vergrijst en ontgroent. Jongeren ervaren vaker psychische klachten en geven aan hulp nodig te hebben, terwijl ouderen vaker fysieke beperkingen ervaren. Dit leidt tot een toenemende vraag naar zorg en welzijn, terwijl het aantal beschikbare zorgverleners en mantelzorgers juist afneemt.
Ondanks daling voelen de meeste Drenten zich gezond
Van de volwassen inwoners van Drenthe ervaart 74% de eigen gezondheid in 2024 als goed of zeer goed, dit is gelijk aan landelijke cijfers. In het Drents Panel geeft 77% in ditzelfde jaar aan dat zij een (zeer) goede lichamelijke gezondheid ervaren (een rapportcijfer van een 7 of hoger). Gemiddeld beoordeelt men de eigen lichamelijke gezondheid in Drenthe met een 7,3 en de psychische gezondheid met een 8,1. Naar mate men ouder wordt neemt het gemiddelde cijfer dat men geeft voor de eigen psychische gezondheid toe. Onder 18- tot 34-jarigen is het gemiddelde nog een 7,1 maar dit stijgt tot een 8,3 onder 75-plussers. Het rapportcijfer voor de eigen algemene gezondheid neemt wel licht af met de jaren, van een 7,5 voor 18- tot 35-jarigen naar een 7,3 voor 75-plussers.
Zowel landelijk als provinciaal is er wel een daling in de goed ervaren gezondheid te zien ten opzichte van 2020, toen zowel provinciaal als landelijk nog 79% aangaf de eigen gezondheid als (zeer) goed te ervaren. Over de jaren heen zijn 18- tot 65-jarigen net iets negatiever geworden over hun eigen gezondheid en 65-plussers net iets positiever.
Op gemeentelijk niveau valt op dat er verschillen zijn in de ervaren gezondheid tussen gemeenten. De gemeenten Assen en Emmen scoren relatief laag, terwijl inwoners van De Wolden en Meppel zich relatief gezond voelen.
Vergrijzing en ontgroening zetten door
Net als in de rest van Nederland verandert de bevolkingsopbouw in Drenthe in snel tempo. Er is sprake van ontgroening (afname van het aandeel jongere inwoners) en vergrijzing (toename van het aandeel ouderen). Ook het aantal oudere ouderen neemt toe. Dit wordt dubbele vergrijzing genoemd: er zijn meer én oudere senioren. De vergrijzing van de bevolking gaat sneller dan de ontgroening en de verwachting is dat het aandeel ouderen de komende jaren verder toeneemt, terwijl het aantal jongeren verder afneemt. Door deze demografische ontwikkeling zijn er verhoudingsgewijs minder werkende mensen ten opzichte van het aantal niet-werkenden. Bovendien komen er door ontgroening steeds minder werkenden bij. Hierdoor komt er meer druk te liggen bij de kleiner wordende potentiële beroepsbevolking, komt er een grote druk op de (formele en informele) zorg, en verandert de vraag naar woningen op de woningmarkt.
In 2025 is 19% van de Drenten onder de 19 jaar oud, terwijl 25% van de Drentse inwoners 65+ was. Zowel ontgroening als vergrijzing verschillen per Drentse gemeente. De meer stedelijke gemeenten (Assen, Meppel, Emmen en Hoogeveen) zijn het minst ontgroend en vergrijsd. In de meer landelijke gemeenten is er juist sprake van een sterkere ontgroening en vergrijzing.
De komende jaren neemt het aantal ouderen in de Drentse bevolking toe. Vooral het aandeel oudere ouderen neemt toe in Drenthe. In 2050 is de verwachting dat het aandeel 75-plussers in Drenthe op 19% van de totale bevolking zit. Bijna 1 op de 3 inwoners zal in 2050 65 jaar of ouder zijn in Drenthe, tegenover 19% van 18 jaar of jonger. De stijging van het percentage 65- tot en met 74-jarigen zet door tot ongeveer 2035 en zwakt daarna weer wat af in Drenthe.
Tekorten in de zorg
Op grond van de huidige situatie in en rond de zorg is te verwachten dat de demografische ontwikkelingen de volgende consequenties hebben voor de zorg:
- Grotere vraag naar zorg en hogere zorgkosten. De Volksgezondheid Toekomst Verkenning (2024) laat zien dat de zorguitgaven bijna zullen verdubbelen tussen 2019 en 2050. De grootste groei in zorguitgaven treedt op onder 80-plussers, doordat er in 2050 veel meer ouderen zijn.
- Minder informele zorgverleners beschikbaar. Informele zorg voor 80+’ers wordt nu vooral geleverd door mensen in de leeftijdsgroep 45 tot 65 jaar, veelal (schoon)kinderen. Dit dreigt spaak te gaan lopen: terwijl het aantal 80+’ers de komende decennia verdubbelt, neemt de leeftijdsgroep 45 tot 65 jaar in omvang. Het mantelzorgpotentieel neemt de komende jaren af en is in 2050 waarschijnlijk nog maar 40% van was het in 2022 was (Volksgezondheid Toekomst Verkenning, 2024).
- Minder aanbod van zorgprofessionals. De leeftijdsgroep waartoe vrijwel de gehele beroepsbevolking behoort (20 tot 65 jaar) wordt de komende jaren kleiner. Dat maakt het lastiger de huidige krapte op de arbeidsmarkt voor zorg en welzijn om te buigen.