De bestaanszekerheid van mensen staat onder druk. Het is een belangrijk thema in de Tweede Kamerverkiezingen van november 2023. Veel huishoudens hebben moeite met rondkomen en de verschillen tussen gemeenten in Drenthe en Groningen op het terrein van inkomensondersteuning zijn groot.
Veel regelingen die onder de Participatiewet vallen, worden uitgevoerd door gemeenten. Die uitvoering kan per gemeente variëren. Daardoor maakt een huishouden in de ene gemeente aanspraak op meer of ruimere regelingen dan in de andere. Ook zijn er binnen gemeenten verschillen in de ondersteuning waarop typen huishoudens aanspraak maken.
Voor welke inkomensondersteuning je in aanmerking komt, hangt dus af van waar en met wie je woont. Hoeveel dat uitmaakt is door ons tot op gemeenteniveau onderzocht. Hieronder geven we inzicht in de verschillen in inkomensondersteuning in de Drentse en Groningse gemeenten.
Huishoudboekjes voor vier typen huishoudens
De figuur hieronder toont het berekende huishoudboekje voor vier fictieve huishoudens met een inkomen van 100% tot wel 180% van de bijstandsnorm (1 januari 2023). De vier typen huishoudens die zijn uitgewerkt zijn:
- een alleenstaande;
- een alleenstaande ouder met jonge kinderen;
- een tweeoudergezin met jonge kinderen;
- een tweeoudergezin met kinderen van tienerleeftijd.
Voor elke gemeente in Groningen en Drenthe is in te zien hoe het huishoudboekje uitpakt per type huishouden en per inkomensnorm. In een document hebben we de methode om de huishoudboekjes tot stand te laten komen toegelicht.
Het maakt uit waar en met wie je woont
Het maakt voor iemands bestaanszekerheid uit in welke gemeente iemand woont, of iemand kinderen heeft en of iemand samenwoont of alleen. Dat is duidelijk terug te zien in de figuur. Hoewel er grote verschillen zijn, zien we niet één gemeente die het beduidend minder of beter doet dan een andere. Desalniettemin is het voor individuele huishoudens wel van aanzienlijk belang.
Werkende armen
Dit onderzoek werpt ook een ander licht op de (omvang van de) groep werkende armen. Het CBS definieerde de groep werkende armen als huishoudens met een inkomen tot 110 of 130 procent van de bijstandsnorm. Dit is een grove onderschatting, zo blijkt uit ons onderzoek. Voor gezinnen met oudere kinderen is een inkomen vereist van wel 180 procent van de bijstandsnorm, ofwel 2.920,82 euro netto per maand, om break-even te spelen.
Strikte inkomensgrenzen
Door niet flexibele inkomensgrenzen kan een kleine stijging van het inkomen leiden tot een netto achteruitgang van 350 euro in het maandelijkse huishoudboekje. Dit is de beruchte armoedeval waar een groeiende groep werkende armen zich in bevindt. Geen recht hebben op ondersteuning, maar een te laag inkomen om elke maand van rond te komen.
Ingewikkeld systeem
Het systeem van inkomensondersteuning is daarnaast te ingewikkeld. Onze speurtocht door alle inkomensondersteunende voorzieningen gaf een beeld van een oerwoud van regelingen en voorzieningen. In sommige gemeenten worden inwoners bijvoorbeeld naar een beleidsnota verwezen om te checken of ze in aanmerking komen voor ondersteuning. Dit zijn belangrijke oorzaken voor de onderbenutting van voorzieningen.